Paragraaf 2
Tot ongeveer midden 19e eeuw gingen de wetenschappers ervan uit dan continenten en de oceanen op vaste plaatsen op de aarde lagen. Er was wel wat opgevallen aan de vorm en ligging van de continenten, maar hier bleef het bij. De cartograaf Abraham Ortelius opperde rond 1600 als eerste de mogelijkheid dat de twee Amerikaanse continenten wellicht door aardbevingen en overstromingen is losgerukt van Europa en Azië. Een jaar later viel Bacon (een ander persoon) op dat de oostkust van Zuid-Amerika als een puzzelstukje paste aan de westkust van Afrika. In die tijd gingen geologen er van uit dat de grote veranderingen van het aardoppervlak vrij plotseling en op rampzalige wijze tot stand kwamen. Het was niet raar dat ze deze ‘catastrofetheorie’ dachten, ze wisten niet beter dan dat de aarde ongeveer 6.000 jaar oud was.
Door het werk van enkele wetenschappers begon men langzamerhand in te zien dat de aarde niet duizenden jaren, maar vele miljoenen jaren oud moest zijn. Men ging ook meer beseffen dat de geologische krachten en processen in het heden waarschijnlijk niet wezenlijk verschillen van die van in het verleden. De ‘catastrofetheorie’ werd veranderd naar ‘principe van het actualisme’.
In 1912 blies de Duitse meteoroloog Alfred Wegener de discussie nieuw leven in. Hij kwam met nieuwe aanwijzingen. Bijvoorbeeld dat de grote overeenkomst van dieren en planten op andere continenten groot is, dus moesten de continenten wel aan elkaar hebben gezeten. Toen de continenten aan elkaar zaten heette het Pangea. Volgens hem waren de continenten grote eilanden van relatief lichter gesteente, die dreven op iets in de diepe ondergrond.
Dertig jaar na de dood van Wegener kwamen er nieuwe feiten naar boven. Door dieptemetingen in de oceanen werd ontdekt dat de oceaanbodem niet vlak is, hij bestaat uit ravijnen, greppels en spleten. Verder onderzoek toonde onderzoek aan dat de aardkorst onder de oceaan vrij jong is, maar geleidelijk ouder wordt als je van de Midden-Atlantische Rug naar het oosten of westen gaan. Dit betekend kon maar één ding betekenen: aan beide kanten van de rug werd nieuwe oceaankorst gevormd. Deze werd vervolgens weer opzij gedrukt om plaats te maken voor de volgende nieuwe korst. Het leek of de oceaanbodem bestaat uit twee grote transportbanden die uit elkaar bewogen.
De huidige inzichten en feiten bevestigen dus de hypothese van Wegener. Zeker voor wat betreft de verklaring van de huidige verdeling van continenten en oceanen. Je moet de continenten namelijk niet beschouwen als grote schepen die door de rotsen van de oceaanbodem ploegen. Het is een oceaanbodem zelf die zich horizontaal beweegt en zo de continenten meeneemt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb